Cotswold Farm Park 1970-1998
In de herfst van 1970 was Joe Henson druk bezig zijn collectie van zeldzame schapenrassen uit te breiden in voorbereiding op de geplande opening van Cotswold Farm Park. Zijn oog viel op een advertentie in de Farmers Weekly waarin door het Castle Milk landgoed ‘Moorit Shetland’ schapen te koop werden aangeboden. Dit naar aanleiding van het overlijden van Sir John Buchanan-Jardine, een veranderd management van het landgoed, en volgens de familie mogelijk ook omdat zijn zoon Rupert de ‘Shetlands’ minder mooi vond.
Joe Henson nam aan dat het ging om de echte moorit Shetlands afkomstig van Shetland Island, en aangezien hij die niet had was het een uitgelezen kans een kudde te beginnen. Bob Furness, een vriend uit Lockerbie, zou het transport regelen, en na een telefonisch overleg met het landgoed over de prijs, ging Bob met een kleine trailer op pad. Afgesproken werd een ram en zes ooien mee te nemen.
Een paar dagen later werden de dieren afgeleverd. Groot was de verbazing toen Joe de dieren zag. Zeven prachtige dieren, ze leken alleen totaal niet op Shetland schapen, eerder wat betreft kleur en korte staart op ‘blonde’ Soays. De ooien hadden mooie wijduitstaande gebogen hoorns en terwijl ze wegliepen op hun slanke poten en hun witte buiken leken het wel reeën. De ram was net zo groot als een Manx Loghtan maar had zware, naar buiten toe draaiende hoorns die deden denken aan de hoorns van een moeflon. Bob, de transporteur, gaf aan dat alle ‘Shetlands’ op het landgoed, meer dan 100 in totaal, ontzettend op elkaar leken, in kleur en type.
De volgende ochtend bleek helaas een ooi haar nek gebroken te hebben. In paniek waren de dieren tegen het hek gelopen. Toen waren er nog maar zes… Hij ging er van uit dat mensen in de omgeving van het landgoed ook Shetlands zouden opkopen zodat hij daar op een later moment terecht zou kunnen om rammen te ruilen. Later bleken maar vier ooien door iemand anders, dhr. A. Mundue uit Northumberland, te zijn aangekocht. Alle andere dieren werden geslacht… Op dat moment had Joe spijt van zijn kleine aankoop.
Hiermee waren er in totaal 10 dieren. Deze dieren werden de stamouders van alle nu nog levende Castlemilk Moorit schapen.
De dieren bij Joe Hensen deden het prima. Joe probeerde meer informatie over de achtergrond van de schapen te krijgen en ontdekte dat in het verleden een ‘blonde’ Soay-ram was ingezet. De nakomelingen van deze kruising werden overigens te klein bevonden en samen met de ram geslacht. Net als Soay schapen verloren de schapen van Joe hun vacht en hoefden niet perse geschoren te worden. Ook hij achterhaalde de mogelijke inzet van een Moeflon ram. Dit zou een verklaring kunnen zijn van de Moeflon markeringen bij zowel ooien als rammen en de zware hoorns van de rammen. Aan de andere kant zou je bij de inzet van alleen de Moeflon af en toe hoornloze ooien verwachten.
Waarschijnlijk zullen we nooit helemaal zeker weten welke schapenrassen gebruikt zijn.
In het eerste aflammerseizoen kregen de 5 ooien twee tweelingen, één drieling en 2 eenlingen. Een schitterend resultaat! Alle fokgegevens, ook de latere jaren, werden keurig vastgelegd door Libby, de dochter van Joe.
In 1973 werd de Rare Breed Survival Trust (RBST) opgericht, met Joe Henson als voorzitter. Tegelijkertijd werd een acceptatieprocedure ontwikkeld om zuivere, al langer bestaande rassen (financieel) te ondersteunen. Omdat er geen oude papieren fokregisters waren m.b.t. de ‘Moorit Shetland’ werden ze niet direct als ras geaccepteerd. Wel werden de ‘Moorit Shetlands’ opgenomen in de eerste uitgave in 1974 van het ‘Combined Flock Book’. Op de foto uit 1973 is een stamouder ooi te zien, haar dochter en helemaal achteraan links een ramlam.
In 1976 werden de vier ooien van Mr. Mundue gekocht door Major Lindsay Wallace, lid van de RBST. Hij kocht een ramlam van een andere kudde die op zijn buurt weer afkomstig was van Joe Henson. Dit betekent dat alle huidige Castlemilk Moorit schapen afstammelingen zijn van Joe’s ram ‘Ram 1′, zie de foto’s aan het begin van deze webpagina.
Ondertussen groeide het aantal ‘Moorit Shetlands’ gestaag en ontstonden er meer kuddes. Op 11 januari 1983 werd besloten om een apart hulpstamboek op te zetten om de genendiversiteit te vergroten. Deze schapen zouden pas na minimaal 4 generaties gekruist worden met de zuivere bloedlijnen. Er werd besloten om een paar twee hoornige Manx Loghtan ooien te kruisen met een Moorit Shetland ram en acht ooilammeren aan te houden om die vervolgens in te kunnen zetten in een rammencirkel. Nakomelingen van deze dieren zouden op een later moment beperkt ingezet kunnen worden. Op dezelfde bijeenkomst werd besloten de ‘Castlemilk Moorit Sheep Society‘ op te richten met Major Wallace als voorzitter en Libby Henson als secretaris/administrateur. Een van haar eerste taken was het opstellen van een fokprogramma.
In hetzelfde jaar werd besloten het ras opnieuw voor acceptatie aan te melden. Er waren inmiddels twaalf fokkers, tachtig fokdieren en zes generaties beschreven. Op 4 november 1983 werd het Castlemilk Moorit schaap voorgedragen en werd unaniem geaccepteerd. Tegelijkertijd werd het ras ingedeeld in categorie ‘een’, gereserveerd voor de allerzeldzaamste rassen.
Sinds deze nieuwe start is het aantal fokkers en fokdieren gestaag gegroeid. Inmiddels zit het Castlemilk Moorit schaap in categorie 4 ‘At Risc’ met tussen de 900 en 1500 fokdieren.
Bronvermelding: De informatie (in bewerkte vorm) en het fotomateriaal op deze webpagina is met goedkeuring van de familie Henson overgenomen uit het artikel ‘Castlemilk Moorit Sheep – A breed profile by Joe Henson’ uit mei 1985, p. 169-171. Voor meer informatie over Cotswold Farm Park, zie de website.